Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. dof maken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dof maken (Nederlands) in het Zweeds

dof maken:

dof maken werkwoord (maak dof, maakt dof, maakte dof, maakten dof, dof gemaakt)

  1. dof maken
    fläcka; vanära; missfärga; grumla; skamfila
    • fläcka werkwoord (fläckar, fläckade, fläckat)
    • vanära werkwoord (vanärar, vanärade, vanärat)
    • missfärga werkwoord (missfärgar, missfärgade, missfärgat)
    • grumla werkwoord (grumlar, grumlade, grumlat)
    • skamfila werkwoord (skamfilar, skamfilade, skamfilat)

Conjugations for dof maken:

o.t.t.
  1. maak dof
  2. maakt dof
  3. maakt dof
  4. maken dof
  5. maken dof
  6. maken dof
o.v.t.
  1. maakte dof
  2. maakte dof
  3. maakte dof
  4. maakten dof
  5. maakten dof
  6. maakten dof
v.t.t.
  1. heb dof gemaakt
  2. hebt dof gemaakt
  3. heeft dof gemaakt
  4. hebben dof gemaakt
  5. hebben dof gemaakt
  6. hebben dof gemaakt
v.v.t.
  1. had dof gemaakt
  2. had dof gemaakt
  3. had dof gemaakt
  4. hadden dof gemaakt
  5. hadden dof gemaakt
  6. hadden dof gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal dof maken
  2. zult dof maken
  3. zal dof maken
  4. zullen dof maken
  5. zullen dof maken
  6. zullen dof maken
o.v.t.t.
  1. zou dof maken
  2. zou dof maken
  3. zou dof maken
  4. zouden dof maken
  5. zouden dof maken
  6. zouden dof maken
en verder
  1. is dof gemaakt
  2. zijn dof gemaakt
diversen
  1. maak dof!
  2. maakt dof!
  3. dof gemaakt
  4. dof makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dof maken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vanära scandaleuze daad; schanddaad; schandelijke daad
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fläcka dof maken aantasten; beitsen; bevlekken; bezoedelen; een smet werpen op; eer door het slijk halen; kladden; knoeien; morsen; ontluisteren; vlekken
grumla dof maken
missfärga dof maken
skamfila dof maken bevlekken; een smet werpen op; ontluisteren
vanära dof maken aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden

Verwante vertalingen van dof maken