Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. dier:
  2. die:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dier (Nederlands) in het Zweeds

dier:

dier [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het dier (beest)
    djur
    • djur [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
djur beest; dier beesten; dieren
- beest

Verwante woorden van "dier":


Synoniemen voor "dier":


Verwante definities voor "dier":

  1. geen plant of mens, maar wel een levend wezen1
    • een hond is een dier1

Wiktionary: dier

dier
noun
  1. met zintuigen uitgerust meercellig organisme dat zijn energie verkrijgt uit andere dierlijke of plantaardige organismen

Cross Translation:
FromToVia
dier djur animal — organism
dier best beast — non-human animal
dier djur; best animal — zoologie|nocat=1 métazoaire ; être organisé, doué de sensibilité et de mouvement, et reproductible au sein de son espèce.
dier best; djur bête — Tout animal autre que l’Homme.

dier vorm van die:

die bijvoeglijk naamwoord

  1. die
    detta; det där
  2. die (dit; dat; deze)

Vertaal Matrix voor die:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
den ena degene; die; diegene
denne dat; deze; die; dit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
det där die
detta die

Verwante woorden van "die":


Wiktionary: die


Cross Translation:
FromToVia
die den; den där; det; det där that — what is being indicated
die som; vilken that — which
die den där; det där; de där that one — specified object
die som; vilken which — (relative) who, whom, what
die som who — who (relative pronoun)

Verwante vertalingen van dier