Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. detineren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor detineren (Nederlands) in het Zweeds

detineren:

detineren werkwoord (detineer, detineert, detineerde, detineerden, gedetineerd)

  1. detineren (vasthouden; gevangenhouden; in hechtenis houden)
    kvarhålla
    • kvarhålla werkwoord (kvarhåller, kvarhöll, kvarhållit)

Conjugations for detineren:

o.t.t.
  1. detineer
  2. detineert
  3. detineert
  4. detineren
  5. detineren
  6. detineren
o.v.t.
  1. detineerde
  2. detineerde
  3. detineerde
  4. detineerden
  5. detineerden
  6. detineerden
v.t.t.
  1. heb gedetineerd
  2. hebt gedetineerd
  3. heeft gedetineerd
  4. hebben gedetineerd
  5. hebben gedetineerd
  6. hebben gedetineerd
v.v.t.
  1. had gedetineerd
  2. had gedetineerd
  3. had gedetineerd
  4. hadden gedetineerd
  5. hadden gedetineerd
  6. hadden gedetineerd
o.t.t.t.
  1. zal detineren
  2. zult detineren
  3. zal detineren
  4. zullen detineren
  5. zullen detineren
  6. zullen detineren
o.v.t.t.
  1. zou detineren
  2. zou detineren
  3. zou detineren
  4. zouden detineren
  5. zouden detineren
  6. zouden detineren
en verder
  1. ben gedetineerd
  2. bent gedetineerd
  3. is gedetineerd
  4. zijn gedetineerd
  5. zijn gedetineerd
  6. zijn gedetineerd
diversen
  1. detineer!
  2. detineert!
  3. gedetineerd
  4. detinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor detineren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kvarhålla detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden; vasthouden

Wiktionary: detineren


Cross Translation:
FromToVia
detineren gripa; internera detain — put under custody