Nederlands
Uitgebreide vertaling voor demobiliseren (Nederlands) in het Zweeds
demobiliseren:
demobiliseren werkwoord (demobiliseer, demobiliseert, demobiliseerde, demobiliseerden, gedemobiliseerd)
-
demobiliseren (afzwaaien)
Conjugations for demobiliseren:
o.t.t.
- demobiliseer
- demobiliseert
- demobiliseert
- demobiliseren
- demobiliseren
- demobiliseren
o.v.t.
- demobiliseerde
- demobiliseerde
- demobiliseerde
- demobiliseerden
- demobiliseerden
- demobiliseerden
v.t.t.
- ben gedemobiliseerd
- bent gedemobiliseerd
- is gedemobiliseerd
- zijn gedemobiliseerd
- zijn gedemobiliseerd
- zijn gedemobiliseerd
v.v.t.
- was gedemobiliseerd
- was gedemobiliseerd
- was gedemobiliseerd
- waren gedemobiliseerd
- waren gedemobiliseerd
- waren gedemobiliseerd
o.t.t.t.
- zal demobiliseren
- zult demobiliseren
- zal demobiliseren
- zullen demobiliseren
- zullen demobiliseren
- zullen demobiliseren
o.v.t.t.
- zou demobiliseren
- zou demobiliseren
- zou demobiliseren
- zouden demobiliseren
- zouden demobiliseren
- zouden demobiliseren
diversen
- demobiliseer!
- demobiliseert!
- gedemobiliseerd
- demolibiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor demobiliseren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
demobilisera | afzwaaien; demobiliseren |