Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. delegeren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor delegeren (Nederlands) in het Zweeds

delegeren:

delegeren werkwoord (delegeer, delegeert, delegeerde, delegeerden, gedelegeerd)

  1. delegeren (afvaardigen; deputeren)
    delegera; förordna; befullmäktiga
    • delegera werkwoord (delegerar, delegerade, delegerat)
    • förordna werkwoord (förordnar, förordnade, förordnat)
    • befullmäktiga werkwoord (befullmäktigar, befullmäktigade, befullmäktigat)
  2. delegeren (overdragen)
    tilldela
    • tilldela werkwoord (tilldelar, tilldelade, tilldelat)

Conjugations for delegeren:

o.t.t.
  1. delegeer
  2. delegeert
  3. delegeert
  4. delegeren
  5. delegeren
  6. delegeren
o.v.t.
  1. delegeerde
  2. delegeerde
  3. delegeerde
  4. delegeerden
  5. delegeerden
  6. delegeerden
v.t.t.
  1. heb gedelegeerd
  2. hebt gedelegeerd
  3. heeft gedelegeerd
  4. hebben gedelegeerd
  5. hebben gedelegeerd
  6. hebben gedelegeerd
v.v.t.
  1. had gedelegeerd
  2. had gedelegeerd
  3. had gedelegeerd
  4. hadden gedelegeerd
  5. hadden gedelegeerd
  6. hadden gedelegeerd
o.t.t.t.
  1. zal delegeren
  2. zult delegeren
  3. zal delegeren
  4. zullen delegeren
  5. zullen delegeren
  6. zullen delegeren
o.v.t.t.
  1. zou delegeren
  2. zou delegeren
  3. zou delegeren
  4. zouden delegeren
  5. zouden delegeren
  6. zouden delegeren
en verder
  1. ben gedelegeerd
  2. bent gedelegeerd
  3. is gedelegeerd
  4. zijn gedelegeerd
  5. zijn gedelegeerd
  6. zijn gedelegeerd
diversen
  1. delegeer!
  2. delegeert!
  3. gedelegeerd
  4. delegerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

delegeren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. delegeren (afvaardigen; deputeren)
    ordna upp

Vertaal Matrix voor delegeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ordna upp afvaardigen; delegeren; deputeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
befullmäktiga afvaardigen; delegeren; deputeren autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen
delegera afvaardigen; delegeren; deputeren
förordna afvaardigen; delegeren; deputeren afkondigen; decreteren; uitvaardigen
tilldela delegeren; overdragen geneesmiddel toedienen; geven; gunnen; herverkavelen; iets toekennen; ingeven; plaats toekennen; plaatsen; toebedelen; toebrengen; toedienen; toekennen; toewijzen; verstrekken
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
delegera gemachtigde
tilldela toewijzen