Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. deeltje:
  2. deel:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor deeltje (Nederlands) in het Zweeds

deeltje:

deeltje [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de deeltje (onderdeeltje)
    del; liten del
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
    • liten del zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor deeltje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
del deeltje; onderdeeltje aandeel; basisbestanddeel; bestanddeel; brokje; component; deel; eindje; element; fractie; fragmentje; gedeelte; ingrediënt; klein stukje; label; onderdeel; part; partje; plakje; portie; schijfje; segment; snippertje; stuk; stukje
liten del deeltje; onderdeeltje

Verwante woorden van "deeltje":


Wiktionary: deeltje


Cross Translation:
FromToVia
deeltje kropp body — any physical object or material thing
deeltje partikel particle — body with very small size
deeltje partikel particle — elementary particle or subatomic particle

deel:

deel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het deel (basisbestanddeel; onderdeel; component; )
    element; del; beståndsdel; ingrediens
  2. het deel (gedeelte; stuk; part; fractie)
    bit; del
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
  3. het deel (part; aandeel)
    stycke; del; portion
    • stycke [-ett] zelfstandig naamwoord
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
    • portion [-en] zelfstandig naamwoord
  4. het deel (wat iemand erft; erfenis; erfdeel)
    arv
    • arv [-ett] zelfstandig naamwoord
  5. het deel (boekdeel; band; volume)
    volym
    • volym [-en] zelfstandig naamwoord
  6. het deel (dorsvloer)
    loge; loggolv
    • loge [-en] zelfstandig naamwoord
    • loggolv [-ett] zelfstandig naamwoord

deel

  1. deel

Vertaal Matrix voor deel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arv deel; erfdeel; erfenis; wat iemand erft erfenis; overname
beståndsdel basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk
bit deel; fractie; gedeelte; part; stuk aanbijten; bit; breuk; breukgetal; brok; brokje; eindje; fiche; fragmentje; groot en dik stuk; homp; klein stukje; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; knauw; moot; partje; plak; plakje; schijfje; snippertje; stukje; suikerklontje; tranche
del aandeel; basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; gedeelte; ingrediënt; onderdeel; part; stuk aandeel; brokje; deeltje; eindje; fragmentje; klein stukje; label; onderdeeltje; part; partje; plakje; portie; schijfje; segment; snippertje; stukje
element basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk element; koelmantel; radiateur; radiator
ingrediens basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk
loge deel; dorsvloer
loggolv deel; dorsvloer
portion aandeel; deel; part aandeel; part; portie
stycke aandeel; deel; part alinea; breuk; breukgetal; brokje; coupure; eindje; fragmentje; groot en dik stuk; homp; klein stukje; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; partje; snippertje; stukje
volym band; boekdeel; deel; volume capaciteit; geluidssterkte; geluidsvolume; grootte in de ruimte; inhoud; inhoudsruimte; toonsterkte; volume
- element; gedeelte; part; stuk
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sida vid sida Naast elkaar
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sida vid sida deel

Verwante woorden van "deel":


Synoniemen voor "deel":


Antoniemen van "deel":


Verwante definities voor "deel":

  1. wat kleiner is dan het totaal1
    • je krijgt ook een deel van de winst1

Wiktionary: deel


Cross Translation:
FromToVia
deel kropp body — any physical object or material thing
deel del part — fraction of a whole (jump)
deel stycke; bit piece — part of a larger whole
deel portion portion — allocated amount
deel andel; del share — portion of something
deel del Teiloft im Zusammenhang mit leblosen Gegenständen: ein Element, Stück eines Ganzen