Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor deel (Nederlands) in het Zweeds
deel:
-
deel
sida vid sida-
sida vid sida bijwoord
-
Vertaal Matrix voor deel:
Verwante woorden van "deel":
Synoniemen voor "deel":
Antoniemen van "deel":
Verwante definities voor "deel":
Wiktionary: deel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• deel | → kropp | ↔ body — any physical object or material thing |
• deel | → del | ↔ part — fraction of a whole (jump) |
• deel | → stycke; bit | ↔ piece — part of a larger whole |
• deel | → portion | ↔ portion — allocated amount |
• deel | → andel; del | ↔ share — portion of something |
• deel | → del | ↔ Teil — oft im Zusammenhang mit leblosen Gegenständen: ein Element, Stück eines Ganzen |
deel vorm van delen:
-
delen (opsplitsen; splitsen; opdelen)
-
delen
Conjugations for delen:
o.t.t.
- deel
- deelt
- deelt
- delen
- delen
- delen
o.v.t.
- deelde
- deelde
- deelde
- deelden
- deelden
- deelden
v.t.t.
- heb gedeeld
- hebt gedeeld
- heeft gedeeld
- hebben gedeeld
- hebben gedeeld
- hebben gedeeld
v.v.t.
- had gedeeld
- had gedeeld
- had gedeeld
- hadden gedeeld
- hadden gedeeld
- hadden gedeeld
o.t.t.t.
- zal delen
- zult delen
- zal delen
- zullen delen
- zullen delen
- zullen delen
o.v.t.t.
- zou delen
- zou delen
- zou delen
- zouden delen
- zouden delen
- zouden delen
en verder
- is gedeeld
- zijn gedeeld
diversen
- deel!
- deelt!
- gedeeld
- delend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor delen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
andelar | barrels; delen; parten; partjes; porties; segmenten; stukken | |
bitar | barrels; delen; parten; partjes; porties; segmenten; stukken | hoeveelheid bits; knipjes |
dela | splitten | |
dela upp | ontwarring; opdeling | |
delar | barrels; delen; parten; partjes; porties; segmenten; stukken | |
portioner | barrels; delen; parten; partjes; porties; segmenten; stukken | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dela | delen | doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; in tweeën houwen; kavelen; klieven; kloven; loskoppelen; scheiden; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uitsplitsen; verdelen; verkavelen |
dela upp | delen; opdelen; opsplitsen; splitsen | overlappend afdrukken |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dela | deelachtig |
Verwante woorden van "delen":
Synoniemen voor "delen":
Verwante definities voor "delen":
Wiktionary: delen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• delen | → ge | ↔ deal — distribute (cards) |
• delen | → dela | ↔ divide — share by dividing |
• delen | → division | ↔ division — arithmetic: process of dividing a number by another |
• delen | → dela; dividera | ↔ dividieren — Division vollziehen; eine Zahl durch eine andere teilen |
• delen | → dela | ↔ diviser — séparer en parties, morceler, fractionner. |
• delen | → division | ↔ division — math|nocat=1 Opération arithmétique. |
• delen | → dela | ↔ débiter — vendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail. |
• delen | → dela | ↔ partager — diviser une chose en plusieurs parties séparer, pour en faire la distribution. |