Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. certificaat:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor certificaat (Nederlands) in het Zweeds

certificaat:

certificaat [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het certificaat (oorkonde; diploma; charter)
    certifikat; diplom; brev; urkund
    • certifikat [-ett] zelfstandig naamwoord
    • diplom [-ett] zelfstandig naamwoord
    • brev [-ett] zelfstandig naamwoord
    • urkund [-en] zelfstandig naamwoord
  2. het certificaat (digitaal certificaat; beveiligingscertificaat)
  3. het certificaat
    diplom
    • diplom [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor certificaat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brev certificaat; charter; diploma; oorkonde brief; schrifttekens; schrijvens
certifikat beveiligingscertificaat; certificaat; charter; digitaal certificaat; diploma; oorkonde attest; attesten; bewijs; brevet; briefje; diploma; getuigschriften; licentie
diplom certificaat; charter; diploma; oorkonde brevet; bul; diploma; licentie; universiteitsdiploma
urkund certificaat; charter; diploma; oorkonde grondtekst; handvest; oertekst; statuut
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
certifikat Certificaten
digitalt certifikat beveiligingscertificaat; certificaat; digitaal certificaat
säkerhetscertifikat beveiligingscertificaat; certificaat; digitaal certificaat

Verwante woorden van "certificaat":


Wiktionary: certificaat


Cross Translation:
FromToVia
certificaat certifikat certificate — a document containing a certified statement
certificaat intyg AttestMedizin: eine ärztliche Bescheinigung oder ein Gesundheitszeugnis
certificaat tecken; bevis; gärd; prov; attest témoignageaction de témoigner ; rapport d’un ou de plusieurs témoins sur un fait, soit de vive voix, soit par écrit.