Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bunker:
  2. bunkeren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bunker (Nederlands) in het Zweeds

bunker:

bunker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bunker (betonnen onderkomen)
    oljetank; kolbox

Vertaal Matrix voor bunker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kolbox betonnen onderkomen; bunker kolenruimen
oljetank betonnen onderkomen; bunker olieboot; oliereservoir; olietank

Verwante woorden van "bunker":


Wiktionary: bunker


Cross Translation:
FromToVia
bunker kasematt abriTraductions à trier suivant le sens.

bunker vorm van bunkeren:

bunkeren werkwoord (bunker, bunkert, bunkerde, bunkerden, gebunker)

  1. bunkeren (verorberen; consumeren; vreten; )
    förbruka; konsumera
    • förbruka werkwoord (förbrukar, förbrukade, förbrukat)
    • konsumera werkwoord (konsumerar, konsumerade, konsumerat)

Conjugations for bunkeren:

o.t.t.
  1. bunker
  2. bunkert
  3. bunkert
  4. bunkeren
  5. bunkeren
  6. bunkeren
o.v.t.
  1. bunkerde
  2. bunkerde
  3. bunkerde
  4. bunkerden
  5. bunkerden
  6. bunkerden
v.t.t.
  1. heb gebunker
  2. hebt gebunker
  3. heeft gebunker
  4. hebben gebunker
  5. hebben gebunker
  6. hebben gebunker
v.v.t.
  1. had gebunker
  2. had gebunker
  3. had gebunker
  4. hadden gebunker
  5. hadden gebunker
  6. hadden gebunker
o.t.t.t.
  1. zal bunkeren
  2. zult bunkeren
  3. zal bunkeren
  4. zullen bunkeren
  5. zullen bunkeren
  6. zullen bunkeren
o.v.t.t.
  1. zou bunkeren
  2. zou bunkeren
  3. zou bunkeren
  4. zouden bunkeren
  5. zouden bunkeren
  6. zouden bunkeren
diversen
  1. bunker!
  2. bunkert!
  3. gebunker
  4. bunkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bunkeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förbruka bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen doorjagen; opmaken; verbruiken; verdoen; verspillen; wegslijten
konsumera bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen consumeren; gebruiken; opeten; opvreten; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verteren; vreten

Verwante woorden van "bunkeren":