Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bruis (Nederlands) in het Zweeds
bruis:
-
het bruis
Vertaal Matrix voor bruis:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fragda | bruis | |
lödder | bruis | |
skum | bruis | schuim |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
skum | schemerachtig; schemerig; schimmig |
Verwante woorden van "bruis":
bruisen:
-
bruisen (gebubbel; borrelen; geborrel)
sprudlande-
sprudlande zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor bruisen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sprudlande | borrelen; bruisen; geborrel; gebubbel | fonkeling; geborrel; gebruis; gefonkel; gesprankel; glinstering; het bruisen; opbruising |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sprudlande | glinsterend; schitterend |