Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. brosheid:
  2. bros:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor brosheid (Nederlands) in het Zweeds

brosheid:

brosheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de brosheid (brokkeligheid)
    smulighet

Vertaal Matrix voor brosheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smulighet brokkeligheid; brosheid bouwvalligheid

Verwante woorden van "brosheid":


brosheid vorm van bros:

bros bijvoeglijk naamwoord

  1. bros
    skört; spröd; bräcklig; sprött

Vertaal Matrix voor bros:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bräcklig bros
skört bros bleekjes; breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; los; mul; onsolide; pips; pulverig; rul; slap; slapjes; teder; teer; tenger; wee; ziekelijk; zwak
spröd bros breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak
sprött bros breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; knappend; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak

Verwante woorden van "bros":