Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. brok:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor brok (Nederlands) in het Zweeds

brok:

brok [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de brok (klont; suikerklontje)
    bit; klump; klimp
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • klump [-en] zelfstandig naamwoord
    • klimp [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor brok:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bit brok; klont; suikerklontje aanbijten; bit; breuk; breukgetal; brokje; deel; eindje; fiche; fractie; fragmentje; gedeelte; groot en dik stuk; homp; klein stukje; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; knauw; moot; part; partje; plak; plakje; schijfje; snippertje; stuk; stukje; tranche
klimp brok; klont; suikerklontje jicht; klont; klonter
klump brok; klont; suikerklontje groot en dik stuk; homp; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; pol

Verwante woorden van "brok":


Wiktionary: brok


Cross Translation:
FromToVia
brok bit chunk — a part of something
brok klump lump — something that protrudes, sticks out, or sticks together; a cluster or blob; a mound, hill, or group
brok smula morsel — small fragment
brok fragment; brottstycke fragmentmorceau de quelque chose qui casser, briser, séparer de son tout.
brok bit morceauportion séparée d’une chose solide qui peut être manger.
brok aktstycke; gemak; kammare; bit piècepartie, portion, morceau d’un tout.

Verwante vertalingen van brok