Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. breukgetal:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor breukgetal (Nederlands) in het Zweeds

breukgetal:

breukgetal [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. breukgetal (breuk)
    bråkdel; bit; stycke
    • bråkdel [-en] zelfstandig naamwoord
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • stycke [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor breukgetal:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bit breuk; breukgetal aanbijten; bit; brok; brokje; deel; eindje; fiche; fractie; fragmentje; gedeelte; groot en dik stuk; homp; klein stukje; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; knauw; moot; part; partje; plak; plakje; schijfje; snippertje; stuk; stukje; suikerklontje; tranche
bråkdel breuk; breukgetal
stycke breuk; breukgetal aandeel; alinea; brokje; coupure; deel; eindje; fragmentje; groot en dik stuk; homp; klein stukje; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; part; partje; snippertje; stukje

Wiktionary: breukgetal


Cross Translation:
FromToVia
breukgetal bråktal BruchzahlMathematik: rationale Zahl, die keine Ganzzahl ist, vor allem in der Darstellung \frac{a}{b}, wobei man a den Zähler, b den Nenner und den trennenden Strich Bruchstrich nennt.