Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bouwvallig worden (Nederlands) in het Zweeds
bouwvallig worden:
bouwvallig worden werkwoord (word bouwvallig, wordt bouwvallig, werd bouwvallig, werden bouwvallig, bouwvallig geworden)
-
bouwvallig worden (vervallen)
Conjugations for bouwvallig worden:
o.t.t.
- word bouwvallig
- wordt bouwvallig
- wordt bouwvallig
- worden bouwvallig
- worden bouwvallig
- worden bouwvallig
o.v.t.
- werd bouwvallig
- werd bouwvallig
- werd bouwvallig
- werden bouwvallig
- werden bouwvallig
- werden bouwvallig
v.t.t.
- ben bouwvallig geworden
- bent bouwvallig geworden
- is bouwvallig geworden
- zijn bouwvallig geworden
- zijn bouwvallig geworden
- zijn bouwvallig geworden
v.v.t.
- was bouwvallig geworden
- was bouwvallig geworden
- was bouwvallig geworden
- waren bouwvallig geworden
- waren bouwvallig geworden
- waren bouwvallig geworden
o.t.t.t.
- zal bouwvallig worden
- zult bouwvallig worden
- zal bouwvallig worden
- zullen bouwvallig worden
- zullen bouwvallig worden
- zullen bouwvallig worden
o.v.t.t.
- zou bouwvallig worden
- zou bouwvallig worden
- zou bouwvallig worden
- zouden bouwvallig worden
- zouden bouwvallig worden
- zouden bouwvallig worden
diversen
- word bouwvallig!
- wordt bouwvallig!
- bouwvallig geworden
- bouwvallig wordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bouwvallig worden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förfalla | bouwvallig worden; vervallen | afnemen; afrotten; bederven; brokkelen; dalen; declineren; kruimelen; minder worden; minderen; ongeldig worden; rotten; tanen; teruggaan; vergaan; verkommeren; verminderen; vermolmen; verrotten; vervallen; wegrotten |