Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bonnen:
  2. bon:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bonnen (Nederlands) in het Zweeds

bonnen:

bonnen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de bonnen (bekeuringen)
    stämning; böter
  2. de bonnen (kassabonnen)
    recept
    • recept [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bonnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
böter bekeuringen; bonnen bekeuring; boete; boeten; bon; geldboete; geldstraf; penalty
recept bonnen; kassabonnen culinair voorschrift; orde; recept; regel; regeling; reglement; voorschrift; wet
stämning bekeuringen; bonnen sfeer

Verwante woorden van "bonnen":


bonnen vorm van bon:

bon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bon (coupon)
    kupong; voucher
    • kupong [-en] zelfstandig naamwoord
    • voucher zelfstandig naamwoord
  2. de bon (bekeuring; boete)
    vite; böter
    • vite [-ett] zelfstandig naamwoord
    • böter zelfstandig naamwoord
  3. de bon (stortingsbewijs; reçu)
    betalningsbevis; kvitto på inbetalning

Vertaal Matrix voor bon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betalningsbevis bon; reçu; stortingsbewijs
böter bekeuring; boete; bon bekeuringen; boete; boeten; bonnen; geldboete; geldstraf; penalty
kupong bon; coupon bewijsje; coupons; reclamebonnen; voucher
kvitto på inbetalning bon; reçu; stortingsbewijs
vite bekeuring; boete; bon dwangsom
voucher bon; coupon bewijsje; voucher

Verwante woorden van "bon":


Wiktionary: bon


Cross Translation:
FromToVia
bon kupong; biljett ticket — billet donnant droit à un accès