Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. boefjes:
  2. boefje:
  3. boef:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor boefjes (Nederlands) in het Zweeds

boefjes:

boefjes [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. boefjes (deugnieten; gladakkers; guiten; schavuiten)
    lymlar; drumlar; slynglar

Vertaal Matrix voor boefjes:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drumlar boefjes; deugnieten; gladakkers; guiten; schavuiten
lymlar boefjes; deugnieten; gladakkers; guiten; schavuiten achterbakse personen; onbetrouwbare kerels; schoeljes; smiechten
slynglar boefjes; deugnieten; gladakkers; guiten; schavuiten achterbakse personen; onbetrouwbare kerels; schoeljes; smiechten

Verwante woorden van "boefjes":


boefje:


boefjes vorm van boef:

boef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de boef (schurk; schobbejak; fielt)
    usling; skurk; bov
    • usling [-en] zelfstandig naamwoord
    • skurk [-en] zelfstandig naamwoord
    • bov [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de boef (galgentronie; galgenbrok; snaak)
    rackare
    • rackare [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor boef:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bov boef; fielt; schobbejak; schurk bandiet; boosdoener; booswicht; deugniet; ellendeling; guit; kaffer; klier; kreng; mispunt; olijkerd; onverlaat; paljas; picaro; rakker; rotvent; schavuit; schelm; schoft; schurk; slechtaard; smeerlap; snaak; snertvent; snoodaard; spitsboef; stinkerd; stuk ongeluk
rackare boef; galgenbrok; galgentronie; snaak fielt; kaffer; rekel; rotvent; schelmpje; schoelje; schoft; schooiers; sloebers; smeerlap; smiecht; smiek; snertvent
skurk boef; fielt; schobbejak; schurk bandiet; bedrieger; boosdoener; booswicht; ellendeling; fielt; gemenerik; kaffer; klier; kreng; mispunt; naarling; onverlaat; oplichter; picaro; rabauw; rotvent; rotzak; schavuit; schelm; schoft; schooier; schurk; slechtaard; sloeber; smeerlap; smiecht; snertvent; snoodaard; spitsboef; stinkerd; stuk ongeluk
usling boef; fielt; schobbejak; schurk ellendeling; gemenerik; kaffer; klier; kreng; mispunt; rotvent; schoft; schooier; schurk; sloeber; smeerlap; snertvent; spitsboef; stuk ongeluk
- crimineel; schurk

Verwante woorden van "boef":


Synoniemen voor "boef":


Verwante definities voor "boef":

  1. ondeugend kind1
    • die Bas is een echte boef!1
  2. iemand die slechte dingen doet1
    • de politie achtervolgt de boef1

Wiktionary: boef


Cross Translation:
FromToVia
boef skurk; bov; niding Halunke(abwertend)

Computer vertaling door derden: