Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor blunder (Nederlands) in het Zweeds
blunder:
-
de blunder (flater)
-
de blunder (giller; domheid; misgreep; flater)
-
de blunder (vergissing; fout; misgreep; misslag; misrekening; misverstand; misstap; misser)
Vertaal Matrix voor blunder:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bkunder | blunder; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing | |
blunder | blunder; enormiteit; flater | blunders; flaters; fout; misschot; misser; misstap |
dumhet | blunder; enormiteit; flater | concentratie; dichtheid; kinderlijkheid; malheid; naïveteit; naïviteit; onbenulligheid; onnozelheid; onwetendheid; simpelheid; stompzinnigheid |
felsteg | blunder; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing | dwalingen; misstappen |
miss | blunder; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing | misschot; misser |
misstag | blunder; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing | abuis; blunders; dwaling; dwalingen; flaters; fout; misgreep; misslag; misstap; misstappen; misvattingen; vergissing; vergissingen |
skrik | blunder; domheid; flater; giller; misgreep | gil; kreet; roep; rukwinden; schreeuw; uitroep |
Verwante woorden van "blunder":
Wiktionary: blunder
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• blunder | → tavla; tabbe; blunder | ↔ blunder — mistake |
• blunder | → fel; misstag; miss | ↔ mistake — an error (1) |
• blunder | → snedsteg; felsteg; etikettsbrott | ↔ Fauxpas — Verstoß gegen Verhaltenskonventionen |
• blunder | → groda; språkgroda | ↔ Schnitzer — Fehler, der aus Unachtsamkeit begangen wurde |
• blunder | → snedsteg; felsteg; etikettsbrott | ↔ faux pas — faute |
blunderen:
-
blunderen
Conjugations for blunderen:
o.t.t.
- blunder
- blundert
- blundert
- blunderen
- blunderen
- blunderen
o.v.t.
- blunderde
- blunderde
- blunderde
- blunderden
- blunderden
- blunderden
v.t.t.
- heb geblunderd
- hebt geblunderd
- heeft geblunderd
- hebben geblunderd
- hebben geblunderd
- hebben geblunderd
v.v.t.
- had geblunderd
- had geblunderd
- had geblunderd
- hadden geblunderd
- hadden geblunderd
- hadden geblunderd
o.t.t.t.
- zal blunderen
- zult blunderen
- zal blunderen
- zullen blunderen
- zullen blunderen
- zullen blunderen
o.v.t.t.
- zou blunderen
- zou blunderen
- zou blunderen
- zouden blunderen
- zouden blunderen
- zouden blunderen
diversen
- blunder!
- blundert!
- geblunderd
- blunderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
blunderen (begaan van een blunder)
Vertaal Matrix voor blunderen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
begå fel | begaan van een blunder; blunderen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
göra en tabbe | blunderen |