Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. binnengevallen:
  2. binnenvallen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor binnengevallen (Nederlands) in het Zweeds

binnengevallen:

binnengevallen bijvoeglijk naamwoord

  1. binnengevallen (langsgekomen)
    komma förbi

Vertaal Matrix voor binnengevallen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
komma förbi aangetroffen worden; aankomen; bezoeken; binnenvallen; inlopen; langskomen; onverwachts langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
komma förbi binnengevallen; langsgekomen

binnenvallen:

binnenvallen werkwoord (val binnen, valt binnen, viel binnen, vielen binnen, binnengevallen)

  1. binnenvallen (binnendringen; invallen)
    bryta sig in
    • bryta sig in werkwoord (bryter sig in, bröt sig in, brutit sig in)
  2. binnenvallen (onverwachts langskomen)
    komma förbi; titta in
    • komma förbi werkwoord (kommer förbi, komm förbi, kommit förbi)
    • titta in werkwoord (tittar in, tittade in, tittat in)

Conjugations for binnenvallen:

o.t.t.
  1. val binnen
  2. valt binnen
  3. valt binnen
  4. vallen binnen
  5. vallen binnen
  6. vallen binnen
o.v.t.
  1. viel binnen
  2. viel binnen
  3. viel binnen
  4. vielen binnen
  5. vielen binnen
  6. vielen binnen
v.t.t.
  1. ben binnengevallen
  2. bent binnengevallen
  3. is binnengevallen
  4. zijn binnengevallen
  5. zijn binnengevallen
  6. zijn binnengevallen
v.v.t.
  1. was binnengevallen
  2. was binnengevallen
  3. was binnengevallen
  4. waren binnengevallen
  5. waren binnengevallen
  6. waren binnengevallen
o.t.t.t.
  1. zal binnenvallen
  2. zult binnenvallen
  3. zal binnenvallen
  4. zullen binnenvallen
  5. zullen binnenvallen
  6. zullen binnenvallen
o.v.t.t.
  1. zou binnenvallen
  2. zou binnenvallen
  3. zou binnenvallen
  4. zouden binnenvallen
  5. zouden binnenvallen
  6. zouden binnenvallen
diversen
  1. val binnen!
  2. valt binnen!
  3. binnengevallen
  4. binnenvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

binnenvallen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. binnenvallen (invallen)
    invaderande

Vertaal Matrix voor binnenvallen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bryta sig in braak; inbraak; kraak
invaderande binnenvallen; invallen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bryta sig in binnendringen; binnenvallen; invallen beroven; binnen breken; binnenbreken; een inbraak doen; inbreken; inbreuk maken; overtreden
komma förbi binnenvallen; onverwachts langskomen aangetroffen worden; aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen
titta in binnenvallen; onverwachts langskomen binnenkijken; binnenwippen; binnenzien; overwippen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
komma förbi binnengevallen; langsgekomen

Wiktionary: binnenvallen


Cross Translation:
FromToVia
binnenvallen våldgästa crash — slang: to turn up without having been invited