Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bijbenen (Nederlands) in het Zweeds

bijbenen:

bijbenen werkwoord (been bij, beent bij, beende bij, beenden bij, bijgebeend)

  1. bijbenen (bijhouden; bijblijven)
    hålla samma takt som; hålla samma tempo som

Conjugations for bijbenen:

o.t.t.
  1. been bij
  2. beent bij
  3. beent bij
  4. benen bij
  5. benen bij
  6. benen bij
o.v.t.
  1. beende bij
  2. beende bij
  3. beende bij
  4. beenden bij
  5. beenden bij
  6. beenden bij
v.t.t.
  1. heb bijgebeend
  2. hebt bijgebeend
  3. heeft bijgebeend
  4. hebben bijgebeend
  5. hebben bijgebeend
  6. hebben bijgebeend
v.v.t.
  1. had bijgebeend
  2. had bijgebeend
  3. had bijgebeend
  4. hadden bijgebeend
  5. hadden bijgebeend
  6. hadden bijgebeend
o.t.t.t.
  1. zal bijbenen
  2. zult bijbenen
  3. zal bijbenen
  4. zullen bijbenen
  5. zullen bijbenen
  6. zullen bijbenen
o.v.t.t.
  1. zou bijbenen
  2. zou bijbenen
  3. zou bijbenen
  4. zouden bijbenen
  5. zouden bijbenen
  6. zouden bijbenen
diversen
  1. been bij!
  2. beent bij!
  3. bijgebeend
  4. bijbenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bijbenen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bijbenen (bijhouden)
    hålla upp med

Vertaal Matrix voor bijbenen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hålla upp med bijbenen; bijhouden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hålla samma takt som bijbenen; bijblijven; bijhouden
hålla samma tempo som bijbenen; bijblijven; bijhouden