Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beveiligen (Nederlands) in het Zweeds
beveiligen:
-
beveiligen (van alarm voorzien)
alarmera; förse med alarmsystem-
förse med alarmsystem werkwoord (förser med alarmsystem, försåg med alarmsystem, försett med alarmsystem)
-
beveiligen (van alarminstallatie voorzien; beschermen; bewaken)
beskydda met ett larm-
beskydda met ett larm werkwoord (beskyddar met ett larm, beskyddade met ett larm, beskyddat met ett larm)
-
-
beveiligen
Conjugations for beveiligen:
o.t.t.
- beveilig
- beveiligt
- beveiligt
- beveiligen
- beveiligen
- beveiligen
o.v.t.
- beveiligde
- beveiligde
- beveiligde
- beveiligden
- beveiligden
- beveiligden
v.t.t.
- heb beveiligd
- hebt beveiligd
- heeft beveiligd
- hebben beveiligd
- hebben beveiligd
- hebben beveiligd
v.v.t.
- had beveiligd
- had beveiligd
- had beveiligd
- hadden beveiligd
- hadden beveiligd
- hadden beveiligd
o.t.t.t.
- zal beveiligen
- zult beveiligen
- zal beveiligen
- zullen beveiligen
- zullen beveiligen
- zullen beveiligen
o.v.t.t.
- zou beveiligen
- zou beveiligen
- zou beveiligen
- zouden beveiligen
- zouden beveiligen
- zouden beveiligen
diversen
- beveilig!
- beveiligt!
- beveiligd
- beveiligend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beveiligen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
alarmera | beveiligen; van alarm voorzien | alarmeren; beangstigen; benauwen |
beskydda met ett larm | beschermen; beveiligen; bewaken; van alarminstallatie voorzien | |
förse med alarmsystem | beveiligen; van alarm voorzien | |
skydda | beveiligen | afdekken; afschermen; afschutten; behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; in bescherming nemen; schuilen; toevluchten; uitwijken; verdedigen; wegkruipen |