Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. betrappen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor betrappen (Nederlands) in het Zweeds

betrappen:

betrappen werkwoord (betrap, betrapt, betrapte, betrapten, betrapt)

  1. betrappen (snappen)
    fånga; ertappa
    • fånga werkwoord (fångar, fångade, fångat)
    • ertappa werkwoord (ertappar, ertappade, ertappat)

Conjugations for betrappen:

o.t.t.
  1. betrap
  2. betrapt
  3. betrapt
  4. betrappen
  5. betrappen
  6. betrappen
o.v.t.
  1. betrapte
  2. betrapte
  3. betrapte
  4. betrapten
  5. betrapten
  6. betrapten
v.t.t.
  1. heb betrapt
  2. hebt betrapt
  3. heeft betrapt
  4. hebben betrapt
  5. hebben betrapt
  6. hebben betrapt
v.v.t.
  1. had betrapt
  2. had betrapt
  3. had betrapt
  4. hadden betrapt
  5. hadden betrapt
  6. hadden betrapt
o.t.t.t.
  1. zal betrappen
  2. zult betrappen
  3. zal betrappen
  4. zullen betrappen
  5. zullen betrappen
  6. zullen betrappen
o.v.t.t.
  1. zou betrappen
  2. zou betrappen
  3. zou betrappen
  4. zouden betrappen
  5. zouden betrappen
  6. zouden betrappen
diversen
  1. betrap!
  2. betrapt!
  3. betrapt
  4. betrappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor betrappen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ertappa betrappen; snappen op heterdaad betrappen; snappen
fånga betrappen; snappen aanhouden; aanklampen; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; buitmaken; gevangennemen; grijpen; heroveren; inpakken; inpalmen; inrekenen; klauwen; naar zich toe trekken; oppakken; opvangen; pakken; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verstrikken; wat neervalt opvangen

Wiktionary: betrappen


Cross Translation:
FromToVia
betrappen ertappa ertappentransitiv: jemanden bei etwas Verbotenem überraschen
betrappen ertappa erwischen — jemanden überraschend bei einer verbotenen, heimlichen Handlung antreffen

Verwante vertalingen van betrappen