Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor betekenen (Nederlands) in het Zweeds
betekenen:
-
betekenen (inhouden; neerkomen op)
Conjugations for betekenen:
o.t.t.
- beteken
- betekent
- betekent
- betekenen
- betekenen
- betekenen
o.v.t.
- betekende
- betekende
- betekende
- betekenden
- betekenden
- betekenden
v.t.t.
- heb betekend
- hebt betekend
- heeft betekend
- hebben betekend
- hebben betekend
- hebben betekend
v.v.t.
- had betekend
- had betekend
- had betekend
- hadden betekend
- hadden betekend
- hadden betekend
o.t.t.t.
- zal betekenen
- zult betekenen
- zal betekenen
- zullen betekenen
- zullen betekenen
- zullen betekenen
o.v.t.t.
- zou betekenen
- zou betekenen
- zou betekenen
- zouden betekenen
- zouden betekenen
- zouden betekenen
diversen
- beteken!
- betekent!
- betekend
- betekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor betekenen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
betyda | betekenen; inhouden; neerkomen op | beduiden |
Verwante definities voor "betekenen":
Wiktionary: betekenen
betekenen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• betekenen | → betyda | ↔ equal — informal: have as its consequence |
• betekenen | → innebära; betyda | ↔ mean — to convey, indicate |
• betekenen | → innebära; betyda | ↔ mean — to result in; bring about |
• betekenen | → betyda | ↔ spell — to indicate that some future event will occur |
• betekenen | → betyda | ↔ bedeuten — unpersönlich: etwas heißen, etwas bezeichnen |
• betekenen | → innebära; betyda | ↔ heißen — einen bestimmten Sinn haben |
• betekenen | → beteckna; betyda; teckna | ↔ signifier — indiquer, marquer quelque chose, avoir comme sens. |