Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. besnuffelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor besnuffelen (Nederlands) in het Zweeds

besnuffelen:

besnuffelen werkwoord (besnuffel, besnuffelt, besnuffelde, besnuffelden, besnuffeld)

  1. besnuffelen (besniffelen)
    snusa; vädra; fnysa; snörvla
    • snusa werkwoord (snusar, snusade, snusat)
    • vädra werkwoord (vädrar, vädrade, vädrat)
    • fnysa werkwoord (fnyser, fnyste, fnyst)
    • snörvla werkwoord (snörvlar, snörvlade, snörvlat)

Conjugations for besnuffelen:

o.t.t.
  1. besnuffel
  2. besnuffelt
  3. besnuffelt
  4. besnuffelen
  5. besnuffelen
  6. besnuffelen
o.v.t.
  1. besnuffelde
  2. besnuffelde
  3. besnuffelde
  4. besnuffelden
  5. besnuffelden
  6. besnuffelden
v.t.t.
  1. heb besnuffeld
  2. hebt besnuffeld
  3. heeft besnuffeld
  4. hebben besnuffeld
  5. hebben besnuffeld
  6. hebben besnuffeld
v.v.t.
  1. had besnuffeld
  2. had besnuffeld
  3. had besnuffeld
  4. hadden besnuffeld
  5. hadden besnuffeld
  6. hadden besnuffeld
o.t.t.t.
  1. zal besnuffelen
  2. zult besnuffelen
  3. zal besnuffelen
  4. zullen besnuffelen
  5. zullen besnuffelen
  6. zullen besnuffelen
o.v.t.t.
  1. zou besnuffelen
  2. zou besnuffelen
  3. zou besnuffelen
  4. zouden besnuffelen
  5. zouden besnuffelen
  6. zouden besnuffelen
diversen
  1. besnuffel!
  2. besnuffelt!
  3. besnuffeld
  4. besnuffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor besnuffelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fnysa besniffelen; besnuffelen briesen
snusa besniffelen; besnuffelen
snörvla besniffelen; besnuffelen neus ophalen; sniffelen; sniffen; snotteren; snuffen; snuiven
vädra besniffelen; besnuffelen ontluchten; ventileren

Computer vertaling door derden: