Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. beschot:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beschot (Nederlands) in het Zweeds

beschot:

beschot [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het beschot (lambrisering)
    stiga på; gå ombord
  2. het beschot (tussenschot; afscheiding; tussenmuur; schot)
    mellanvägg; skiljevägg; skiljemur

Vertaal Matrix voor beschot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gå ombord beschot; lambrisering instappen
mellanvägg afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot
skiljemur afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot
skiljevägg afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot dwarsschot; scheidsmuur; tussenmuur; tussenmuurtje; tussenwand
stiga på beschot; lambrisering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gå ombord aan boord gaan; aan boord klimmen; enteren; inschepen; scheep gaan; van wal gaan; van wal steken; verschepen

Verwante woorden van "beschot":

  • beschotten

Wiktionary: beschot


Cross Translation:
FromToVia
beschot bräde; plank; tilja panneau — Petit pan.
beschot vägg paroi — maçonnerie|fr cloison de maçonnerie qui séparer une chambre ou quelque autre pièce d’un appartement d’avec une autre.