Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- bepleiten:
-
Wiktionary:
- bepleiten → plädera, förespråka
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bepleiten (Nederlands) in het Zweeds
bepleiten:
-
bepleiten (pleiten)
Conjugations for bepleiten:
o.t.t.
- bepleit
- bepleit
- bepleit
- bepleiten
- bepleiten
- bepleiten
o.v.t.
- bepleitte
- bepleitte
- bepleitte
- bepleitten
- bepleitten
- bepleitten
v.t.t.
- heb bepleit
- hebt bepleit
- heeft bepleit
- hebben bepleit
- hebben bepleit
- hebben bepleit
v.v.t.
- had bepleit
- had bepleit
- had bepleit
- hadden bepleit
- hadden bepleit
- hadden bepleit
o.t.t.t.
- zal bepleiten
- zult bepleiten
- zal bepleiten
- zullen bepleiten
- zullen bepleiten
- zullen bepleiten
o.v.t.t.
- zou bepleiten
- zou bepleiten
- zou bepleiten
- zouden bepleiten
- zouden bepleiten
- zouden bepleiten
diversen
- bepleit!
- bepleit!
- bepleit
- bepleitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bepleiten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förklara sig | bepleiten; pleiten | |
plädera | bepleiten; pleiten |
Wiktionary: bepleiten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bepleiten | → plädera | ↔ advocate — argue for |
• bepleiten | → förespråka | ↔ préconiser — rare|fr louer publiquement, vanter, prôner. |