Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. benodigen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor benodigen (Nederlands) in het Zweeds

benodigen:

benodigen werkwoord (benodig, benodigt, benodigde, benodigden, benodigd)

  1. benodigen (nodig hebben; behoeven)
    behöva; ha behov av
    • behöva werkwoord (behöver, behövde, behövt)
    • ha behov av werkwoord (har behov av, hade behov av, haft behov av)

Conjugations for benodigen:

o.t.t.
  1. benodig
  2. benodigt
  3. benodigt
  4. benodigen
  5. benodigen
  6. benodigen
o.v.t.
  1. benodigde
  2. benodigde
  3. benodigde
  4. benodigden
  5. benodigden
  6. benodigden
v.t.t.
  1. heb benodigd
  2. hebt benodigd
  3. heeft benodigd
  4. hebben benodigd
  5. hebben benodigd
  6. hebben benodigd
v.v.t.
  1. had benodigd
  2. had benodigd
  3. had benodigd
  4. hadden benodigd
  5. hadden benodigd
  6. hadden benodigd
o.t.t.t.
  1. zal benodigen
  2. zult benodigen
  3. zal benodigen
  4. zullen benodigen
  5. zullen benodigen
  6. zullen benodigen
o.v.t.t.
  1. zou benodigen
  2. zou benodigen
  3. zou benodigen
  4. zouden benodigen
  5. zouden benodigen
  6. zouden benodigen
diversen
  1. benodig!
  2. benodigt!
  3. benodigd
  4. benodigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor benodigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behöva behoeven; benodigen; nodig hebben believen; hoeven; moeten; willen
ha behov av behoeven; benodigen; nodig hebben

Wiktionary: benodigen


Cross Translation:
FromToVia
benodigen behöva need — to have an absolute requirement for