Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. beletsel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beletsel (Nederlands) in het Zweeds

beletsel:

beletsel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het beletsel (obstakel; belemmering; hindernis; klip)
    hinder
    • hinder [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor beletsel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hinder belemmering; beletsel; hindernis; klip; obstakel afhouden; belemmering; beletten; bemoeilijking; bobbel; breidel; hinder; hobbel; obstructie; oneffenheid; ongelijkheid; overlast; struikelblok; verhinderd zijn; verhindering; weerhouden

Verwante woorden van "beletsel":

  • beletselen, beletseltje

Wiktionary: beletsel


Cross Translation:
FromToVia
beletsel hinder impediment — hindrance; that which impedes progress