Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beladen (Nederlands) in het Zweeds
beladen:
-
beladen
-
beladen (bevrachten; laden)
Conjugations for beladen:
o.t.t.
- belaad
- belaadt
- belaadt
- beladen
- beladen
- beladen
o.v.t.
- belaadde
- belaadde
- belaadde
- belaadden
- belaadden
- belaadden
v.t.t.
- heb beladen
- hebt beladen
- heeft beladen
- hebben beladen
- hebben beladen
- hebben beladen
v.v.t.
- had beladen
- had beladen
- had beladen
- hadden beladen
- hadden beladen
- hadden beladen
o.t.t.t.
- zal beladen
- zult beladen
- zal beladen
- zullen beladen
- zullen beladen
- zullen beladen
o.v.t.t.
- zou beladen
- zou beladen
- zou beladen
- zouden beladen
- zouden beladen
- zouden beladen
diversen
- belaad!
- belaadt!
- beladen
- beladend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beladen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
belasta | belasten; opdragen; opschepen | |
lasta | beladen; bevrachten; laden | inladen; laden |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
belasta | beladen | |
belastat | beladen |