Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bekorten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bekorten (Nederlands) in het Zweeds

bekorten:

bekorten werkwoord (bekort, bekortte, bekortten, bekort)

  1. bekorten
    klippa av; inkorta
    • klippa av werkwoord (klippar av, klippade av, klippat av)
    • inkorta werkwoord (inkortar, inkortade, inkortat)

Conjugations for bekorten:

o.t.t.
  1. bekort
  2. bekort
  3. bekort
  4. bekorten
  5. bekorten
  6. bekorten
o.v.t.
  1. bekortte
  2. bekortte
  3. bekortte
  4. bekortten
  5. bekortten
  6. bekortten
v.t.t.
  1. heb bekort
  2. hebt bekort
  3. heeft bekort
  4. hebben bekort
  5. hebben bekort
  6. hebben bekort
v.v.t.
  1. had bekort
  2. had bekort
  3. had bekort
  4. hadden bekort
  5. hadden bekort
  6. hadden bekort
o.t.t.t.
  1. zal bekorten
  2. zult bekorten
  3. zal bekorten
  4. zullen bekorten
  5. zullen bekorten
  6. zullen bekorten
o.v.t.t.
  1. zou bekorten
  2. zou bekorten
  3. zou bekorten
  4. zouden bekorten
  5. zouden bekorten
  6. zouden bekorten
diversen
  1. bekort!
  2. bekort!
  3. bekort
  4. bekortend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bekorten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bekorten (korter maken; inkorten; verkorten)
    förkortande; avkortande

Vertaal Matrix voor bekorten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avkortande bekorten; inkorten; korter maken; verkorten
förkortande bekorten; inkorten; korter maken; verkorten
klippa av afknippen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inkorta bekorten
klippa av bekorten afkappen; afknippen; couperen; knippen

Wiktionary: bekorten


Cross Translation:
FromToVia
bekorten förkorta; sammandraga; sammanfatta abrégerrendre plus court.
bekorten förkorta; avkorta raccourcirrendre plus court.