Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bekoord (Nederlands) in het Zweeds
bekoord:
-
bekoord (gecharmeerd)
-
bekoord (aangetrokken tot)
attraherad; attraherat; draget till-
attraherad bijvoeglijk naamwoord
-
attraherat bijvoeglijk naamwoord
-
draget till bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor bekoord:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
attraherad | aangetrokken tot; bekoord | |
attraherat | aangetrokken tot; bekoord | aangetrokken |
draget till | aangetrokken tot; bekoord | |
tagen utav | bekoord; gecharmeerd | |
taget utav | bekoord; gecharmeerd |
bekoren:
-
bekoren (bevallen)
Conjugations for bekoren:
o.t.t.
- bekoor
- bekoort
- bekoort
- bekoren
- bekoren
- bekoren
o.v.t.
- bekoorde
- bekoorde
- bekoorde
- bekoorden
- bekoorden
- bekoorden
v.t.t.
- heb bekoord
- hebt bekoord
- heeft bekoord
- hebben bekoord
- hebben bekoord
- hebben bekoord
v.v.t.
- had bekoord
- had bekoord
- had bekoord
- hadden bekoord
- hadden bekoord
- hadden bekoord
o.t.t.t.
- zal bekoren
- zult bekoren
- zal bekoren
- zullen bekoren
- zullen bekoren
- zullen bekoren
o.v.t.t.
- zou bekoren
- zou bekoren
- zou bekoren
- zouden bekoren
- zouden bekoren
- zouden bekoren
diversen
- bekoor!
- bekoort!
- bekoord
- bekorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
bekoren (aantrekken; charmeren)
Vertaal Matrix voor bekoren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
charm | aantrekken; bekoren; charmeren | aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; bekoorlijkheid; bekoring; beminnelijkheid; betovering; charme; fascinatie; gratie; liefheid; zoetheid |
inviterande | aantrekken; bekoren; charmeren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
charma | bekoren; bevallen | |
fascinera | bekoren; bevallen | boeien; fascineren; intrigeren |