Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beklemd (Nederlands) in het Zweeds
beklemd:
-
beklemd (bekneld)
fastnaglat; fastnaglad; fastklämt-
fastnaglat bijvoeglijk naamwoord
-
fastnaglad bijvoeglijk naamwoord
-
fastklämt bijvoeglijk naamwoord
-
-
beklemd (geklemd)
Vertaal Matrix voor beklemd:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fastklämt | beklemd; bekneld | in de knel; klem |
fastnaglad | beklemd; bekneld | |
fastnaglat | beklemd; bekneld | |
omsluten | beklemd; geklemd |
Verwante woorden van "beklemd":
beklemd vorm van beklemmen:
-
beklemmen (benauwen)
Conjugations for beklemmen:
o.t.t.
- beklem
- beklemt
- beklemt
- beklemmen
- beklemmen
- beklemmen
o.v.t.
- beklemde
- beklemde
- beklemde
- beklemden
- beklemden
- beklemden
v.t.t.
- heb beklemd
- hebt beklemd
- heeft beklemd
- hebben beklemd
- hebben beklemd
- hebben beklemd
v.v.t.
- had beklemd
- had beklemd
- had beklemd
- hadden beklemd
- hadden beklemd
- hadden beklemd
o.t.t.t.
- zal beklemmen
- zult beklemmen
- zal beklemmen
- zullen beklemmen
- zullen beklemmen
- zullen beklemmen
o.v.t.t.
- zou beklemmen
- zou beklemmen
- zou beklemmen
- zouden beklemmen
- zouden beklemmen
- zouden beklemmen
diversen
- beklem!
- beklemt!
- beklemd
- beklemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beklemmen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
skämta | beklemmen; benauwen | badineren; belachelijk maken; bespotten; de spot drijven; gekheid maken; grappen maken; ironiseren |