Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beducht zijn (Nederlands) in het Zweeds
beducht zijn:
beducht zijn werkwoord (ben beducht, bent beducht, is beducht, was beducht, waren beducht, beducht geweest)
-
beducht zijn
Conjugations for beducht zijn:
o.t.t.
- ben beducht
- bent beducht
- is beducht
- zijn beducht
- zijn beducht
- zijn beducht
o.v.t.
- was beducht
- was beducht
- was beducht
- waren beducht
- waren beducht
- waren beducht
v.t.t.
- ben beducht geweest
- bent beducht geweest
- is beducht geweest
- zijn beducht geweest
- zijn beducht geweest
- zijn beducht geweest
v.v.t.
- was beducht geweest
- was beducht geweest
- was beducht geweest
- waren beducht geweest
- waren beducht geweest
- waren beducht geweest
o.t.t.t.
- zal beducht zijn
- zult beducht zijn
- zal beducht zijn
- zullen beducht zijn
- zullen beducht zijn
- zullen beducht zijn
o.v.t.t.
- zou beducht zijn
- zou beducht zijn
- zou beducht zijn
- zouden beducht zijn
- zouden beducht zijn
- zouden beducht zijn
diversen
- ben beducht!
- beducht geweest
- beducht zijnde
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beducht zijn:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
frukta | schichtigheid | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fasa för | beducht zijn | |
frukta | beducht zijn | schromen |
vara rädd för | beducht zijn | angst hebben |