Nederlands
Uitgebreide vertaling voor arm (Nederlands) in het Zweeds
arm:
-
arm (pover; berooid; armetierig)
-
arm (noodlijdend; behoeftig; minvermogend; kommerlijk; armoedig; onvermogend; armelijk)
nödlidande-
nödlidande bijvoeglijk naamwoord
-
-
arm (inferieur; minderwaardig; slecht; zwak; ondermaats; tweederangs; ondeugdelijk)
undermåligt; dålig; dåligt-
undermåligt bijvoeglijk naamwoord
-
dålig bijvoeglijk naamwoord
-
dåligt bijvoeglijk naamwoord
-
-
de arm (armleuning)
Vertaal Matrix voor arm:
Verwante woorden van "arm":
Synoniemen voor "arm":
Antoniemen van "arm":
Verwante definities voor "arm":
Wiktionary: arm
arm
Cross Translation:
noun
-
lichaamsdeel
- arm → arm
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• arm | → arm | ↔ arm — portion of the upper appendage from shoulder to wrist |
• arm | → fattig | ↔ poor — with no possessions or money |
• arm | → stackars; miserabel | ↔ poor — to be pitied |
• arm | → arm | ↔ bras — Membre |
• arm | → arm; fattig; olycklig | ↔ malheureux — Qui porte malheur, qui annonce ou qui cause du malheur. (Sens général) |
• arm | → arm | ↔ pauvre — Qui est dans la pauvreté ; qui ne dispose pas de ressources suffisantes. |