Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. appendix:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor appendix (Nederlands) in het Zweeds

appendix:

appendix [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de appendix (addendum; toevoeging; aanvulling; )
    tillägg
  2. de appendix (wormvormig aanhangsel)
    blindtarm; maskformigt bihang

Vertaal Matrix voor appendix:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blindtarm appendix; wormvormig aanhangsel appendices; blinde darm; blinde darmen
maskformigt bihang appendix; wormvormig aanhangsel
tillägg aanhangsel; aanvulling; addendum; appendix; bijvoegsel; supplement; toevoeging; toevoegsel aanbouw; aanhangsels; aanvullen; aanvullende voorstellen; aanvulling; addenda; amendementen; bijtelling; bijvoegsel; bijvoegsels; diverse toeslagen; invoegtoepassing; inzetstuk; optelling; samentelling; som; supplement; supplementen; suppletie; tegemoetkomingen; toelages; toeleggingen; toeslag; toevoeging; toevoegingen; toevoegsels; uitbouw
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tillägg extra; toegevoegd

Wiktionary: appendix


Cross Translation:
FromToVia
appendix appendix; bilaga; tillägg appendix — text added to the end of a book or an article
appendix bihang appendice — Ce qui semble appendre, ajouter à une autre chose. On trouve plus rarement son synonyme : appendage.