Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. alledaagse:
  2. alledaags:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor alledaagse (Nederlands) in het Zweeds

alledaagse:

alledaagse bijvoeglijk naamwoord

  1. alledaagse
    vanligt; alldaglig; alldagligt

Vertaal Matrix voor alledaagse:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alldaglig alledaagse alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
alldagligt alledaagse alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; onknap; ordinair
vanligt alledaagse alledaags; courant; doodgewoon; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; gewoontegetrouw; merendeel; niets bijzonders; normaal; onknap; ordinair

Verwante woorden van "alledaagse":


alledaagse vorm van alledaags:

alledaags bijvoeglijk naamwoord

  1. alledaags (niets bijzonders; ordinair; gewoon; eenvoudig)
    grått; trivial; alldagligt; vanlig; vanligt; alldaglig; ordinärt; trivialt

Vertaal Matrix voor alledaags:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alldaglig alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair alledaagse
alldagligt alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair alledaagse; onknap
grått alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair dof; flets; mat; niet helder; sfeerloos; zonder sfeer
ordinärt alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
trivial alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend
trivialt alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend
vanlig alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair courant; doodgewoon; gangbaar; gebruikelijk; gewoon; merendeel; normaal; onknap
vanligt alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair alledaagse; courant; doodgewoon; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; gewoontegetrouw; merendeel; normaal; onknap

Verwante woorden van "alledaags":


Wiktionary: alledaags


Cross Translation:
FromToVia
alledaags banal banal — (figuré) Qui se met à la disposition de tout le monde.
alledaags alldaglig journalier — (term, Par substantivation) personne qui travaille à la journée.
alledaags alldaglig quotidien — De chaque jour. (Sens général).

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van alledaagse