Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. akkoord gaan:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor akkoord gaan (Nederlands) in het Zweeds

akkoord gaan:

akkoord gaan werkwoord (ga akkoord, gaat akkoord, ging akkoord, gingen akkoord, akkoord gegaan)

  1. akkoord gaan (instemmen)
    tillåta; bevilja
    • tillåta werkwoord (tillåter, tillåtit, tillät)
    • bevilja werkwoord (beviljar, beviljade, beviljat)

Conjugations for akkoord gaan:

o.t.t.
  1. ga akkoord
  2. gaat akkoord
  3. gaat akkoord
  4. gaan akkoord
  5. gaan akkoord
  6. gaan akkoord
o.v.t.
  1. ging akkoord
  2. ging akkoord
  3. ging akkoord
  4. gingen akkoord
  5. gingen akkoord
  6. gingen akkoord
v.t.t.
  1. ben akkoord gegaan
  2. bent akkoord gegaan
  3. is akkoord gegaan
  4. zijn akkoord gegaan
  5. zijn akkoord gegaan
  6. zijn akkoord gegaan
v.v.t.
  1. was akkoord gegaan
  2. was akkoord gegaan
  3. was akkoord gegaan
  4. waren akkoord gegaan
  5. waren akkoord gegaan
  6. waren akkoord gegaan
o.t.t.t.
  1. zal akkoord gaan
  2. zult akkoord gaan
  3. zal akkoord gaan
  4. zullen akkoord gaan
  5. zullen akkoord gaan
  6. zullen akkoord gaan
o.v.t.t.
  1. zou akkoord gaan
  2. zou akkoord gaan
  3. zou akkoord gaan
  4. zouden akkoord gaan
  5. zouden akkoord gaan
  6. zouden akkoord gaan
diversen
  1. ga akkoord!
  2. gaat akkoord!
  3. akkoord gegaan
  4. akkoord gaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor akkoord gaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevilja akkoord gaan; instemmen
tillåta akkoord gaan; instemmen dulden; duren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; verlenen; veroorloven

Verwante vertalingen van akkoord gaan