Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afwijken (Nederlands) in het Zweeds
afwijken:
-
afwijken (verschillen)
Conjugations for afwijken:
o.t.t.
- wijk af
- wijkt af
- wijkt af
- wijken af
- wijken af
- wijken af
o.v.t.
- week af
- week af
- week af
- weken af
- weken af
- weken af
v.t.t.
- ben afgeweken
- bent afgeweken
- is afgeweken
- zijn afgeweken
- zijn afgeweken
- zijn afgeweken
v.v.t.
- was afgeweken
- was afgeweken
- was afgeweken
- waren afgeweken
- waren afgeweken
- waren afgeweken
o.t.t.t.
- zal afwijken
- zult afwijken
- zal afwijken
- zullen afwijken
- zullen afwijken
- zullen afwijken
o.v.t.t.
- zou afwijken
- zou afwijken
- zou afwijken
- zouden afwijken
- zouden afwijken
- zouden afwijken
diversen
- wijk af!
- wijkt af!
- afgeweken
- afwijkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor afwijken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avvika | afwijken; verschillen | afdwalen; schelen; uitweiden; verschil maken; verschillen |
frångå | afwijken; verschillen |