Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afwegen (Nederlands) in het Zweeds
afwegen:
-
afwegen (met zorg wegen)
-
afwegen (uitwegen)
-
afwegen (inschatten; bepalen; schatten)
-
afwegen (beschouwen; overwegen; overdenken)
-
afwegen (iets overwegen; overdenken; consideren; beraden)
Conjugations for afwegen:
o.t.t.
- weeg af
- weegt af
- weegt af
- wegen af
- wegen af
- wegen af
o.v.t.
- woog af
- woog af
- woog af
- wogen af
- wogen af
- wogen af
v.t.t.
- heb afgewogen
- hebt afgewogen
- heeft afgewogen
- hebben afgewogen
- hebben afgewogen
- hebben afgewogen
v.v.t.
- had afgewogen
- had afgewogen
- had afgewogen
- hadden afgewogen
- hadden afgewogen
- hadden afgewogen
o.t.t.t.
- zal afwegen
- zult afwegen
- zal afwegen
- zullen afwegen
- zullen afwegen
- zullen afwegen
o.v.t.t.
- zou afwegen
- zou afwegen
- zou afwegen
- zouden afwegen
- zouden afwegen
- zouden afwegen
diversen
- weeg af!
- weegt af!
- afgewogen
- afwegende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afwegen (overwegen)
Vertaal Matrix voor afwegen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
tänka över | peinzer | |
övervägande | afwegen; overwegen | beraad; beschouwelijkheid; bespiegelen; contemplatie |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
tänka över | afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen | aarzelen; doordenken; dubben; in acht nemen; ontzien; sparen; talmen; verschonen; weifelen; wikken en wegen |
uppskatta | afwegen; bepalen; inschatten; schatten | appreciëren; begroten; beramen; berekenen; op prijs stellen; ramen; schatten; taxeren; waarderen |
uppväga | afwegen; uitwegen | compenseren; goedmaken; vergoeden |
väga noggrannt | afwegen; met zorg wegen | |
överväga | afwegen; beraden; beschouwen; consideren; iets overwegen; overdenken; overwegen | bedenken; bekijken; beraadslagen; beschouwen; bespiegelen; kunnen doodvallen; nadenken; op het oog hebben; overdenken; overleggen; overpeinzen; overwegen; peinzen; wikken en wegen |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
övervägande | overwegende |