Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. aftrappen:
  2. aftrap:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aftrappen (Nederlands) in het Zweeds

aftrappen:

aftrappen werkwoord (trap af, trapt af, trapte af, trapten af, afgetrapt)

  1. aftrappen
    avsparka
    • avsparka werkwoord (avsparkar, avsparkade, avsparkat)
  2. aftrappen
    sparka av
    • sparka av werkwoord (sparkar av, sparkade av, sparkat av)

Conjugations for aftrappen:

o.t.t.
  1. trap af
  2. trapt af
  3. trapt af
  4. trappen af
  5. trappen af
  6. trappen af
o.v.t.
  1. trapte af
  2. trapte af
  3. trapte af
  4. trapten af
  5. trapten af
  6. trapten af
v.t.t.
  1. heb afgetrapt
  2. hebt afgetrapt
  3. heeft afgetrapt
  4. hebben afgetrapt
  5. hebben afgetrapt
  6. hebben afgetrapt
v.v.t.
  1. had afgetrapt
  2. had afgetrapt
  3. had afgetrapt
  4. hadden afgetrapt
  5. hadden afgetrapt
  6. hadden afgetrapt
o.t.t.t.
  1. zal aftrappen
  2. zult aftrappen
  3. zal aftrappen
  4. zullen aftrappen
  5. zullen aftrappen
  6. zullen aftrappen
o.v.t.t.
  1. zou aftrappen
  2. zou aftrappen
  3. zou aftrappen
  4. zouden aftrappen
  5. zouden aftrappen
  6. zouden aftrappen
diversen
  1. trap af!
  2. trapt af!
  3. afgetrapt
  4. aftrappende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aftrappen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsparka aftrappen uittrappen
sparka av aftrappen eraf schoppen

Verwante woorden van "aftrappen":


aftrap:

aftrap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de aftrap
    avspark
    • avspark [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor aftrap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avspark aftrap

Verwante woorden van "aftrap":


Wiktionary: aftrap

aftrap
noun
  1. de eerste trap vanuit de middencirkel bij het begin van speeltijd van een voetbalwedstrijd

Cross Translation:
FromToVia
aftrap avspark kick-off — opening kick in football