Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. afschuiven:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afschuiven (Nederlands) in het Zweeds

afschuiven:

afschuiven werkwoord (schuif af, schuift af, schoof af, schoven af, afgeshoven)

  1. afschuiven
    flytta över ansvaret
    • flytta över ansvaret werkwoord (flyttar över ansvaret, flyttade över ansvaret, flyttat över ansvaret)

Conjugations for afschuiven:

o.t.t.
  1. schuif af
  2. schuift af
  3. schuift af
  4. schuiven af
  5. schuiven af
  6. schuiven af
o.v.t.
  1. schoof af
  2. schoof af
  3. schoof af
  4. schoven af
  5. schoven af
  6. schoven af
v.t.t.
  1. heb afgeshoven
  2. hebt afgeshoven
  3. heeft afgeshoven
  4. hebben afgeshoven
  5. hebben afgeshoven
  6. hebben afgeshoven
v.v.t.
  1. had afgeshoven
  2. had afgeshoven
  3. had afgeshoven
  4. hadden afgeshoven
  5. hadden afgeshoven
  6. hadden afgeshoven
o.t.t.t.
  1. zal afschuiven
  2. zult afschuiven
  3. zal afschuiven
  4. zullen afschuiven
  5. zullen afschuiven
  6. zullen afschuiven
o.v.t.t.
  1. zou afschuiven
  2. zou afschuiven
  3. zou afschuiven
  4. zouden afschuiven
  5. zouden afschuiven
  6. zouden afschuiven
diversen
  1. schuif af!
  2. schuift af!
  3. afgeshoven
  4. afschuivende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afschuiven [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afschuiven (wegschuiven)
    glida bort

Vertaal Matrix voor afschuiven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glida bort afschuiven; wegschuiven uitglijden; wegglijden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flytta över ansvaret afschuiven