Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. afschotten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afschotten (Nederlands) in het Zweeds

afschotten:

afschotten werkwoord (schot af, schotte af, schotten af, afgeschot)

  1. afschotten (afschutten)
    avskärma
    • avskärma werkwoord (avskärmer, avskärmde, avskärmt)

Conjugations for afschotten:

o.t.t.
  1. schot af
  2. schot af
  3. schot af
  4. schotten af
  5. schotten af
  6. schotten af
o.v.t.
  1. schotte af
  2. schotte af
  3. schotte af
  4. schotten af
  5. schotten af
  6. schotten af
v.t.t.
  1. heb afgeschot
  2. hebt afgeschot
  3. heeft afgeschot
  4. hebben afgeschot
  5. hebben afgeschot
  6. hebben afgeschot
v.v.t.
  1. had afgeschot
  2. had afgeschot
  3. had afgeschot
  4. hadden afgeschot
  5. hadden afgeschot
  6. hadden afgeschot
o.t.t.t.
  1. zal afschotten
  2. zult afschotten
  3. zal afschotten
  4. zullen afschotten
  5. zullen afschotten
  6. zullen afschotten
o.v.t.t.
  1. zou afschotten
  2. zou afschotten
  3. zou afschotten
  4. zouden afschotten
  5. zouden afschotten
  6. zouden afschotten
diversen
  1. schot af!
  2. schot af!
  3. afgeschot
  4. afschottende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afschotten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afschotten (afschutten)
    avdelning; avskärmning

Vertaal Matrix voor afschotten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avdelning afschotten; afschutten afdeling; ambtsgebied; bestuursgebied; bestuursregio; brigade; departement; detachement; divisie; sectie; tak; vakje; verdeling
avskärmning afschotten; afschutten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avskärma afschotten; afschutten achterhouden; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verstoppen; wegstoppen

Computer vertaling door derden: