Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afscheiding (Nederlands) in het Zweeds
afscheiding:
-
de afscheiding (geloofsafscheiding; schisma; scheuring)
religiös konflikt-
religiös konflikt zelfstandig naamwoord
-
-
de afscheiding (isolering; afzondering)
-
de afscheiding (hek; hekwerk)
-
de afscheiding (tussenschot; beschot; tussenmuur; schot)
-
de afscheiding (wondvocht)
-
de afscheiding (afsplitsing)
Vertaal Matrix voor afscheiding:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avskiljande | afscheiding; afsplitsing | scheiding; segregatie; verbreking |
isolation | afscheiding; afzondering; isolering | |
mellanting | afscheiding; wondvocht | |
mellanvägg | afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot | |
religiös konflikt | afscheiding; geloofsafscheiding; scheuring; schisma | geloofsstrijd; religieus conflict |
separation | afscheiding; afsplitsing; afzondering; isolering | |
skiljemur | afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot | |
skiljevägg | afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot | dwarsschot; scheidsmuur; tussenmuur; tussenmuurtje; tussenwand |
staket | afscheiding; hek; hekwerk | afrastering; afscherming; afschutting; begrenzing |
Computer vertaling door derden: