Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. afknallen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afknallen (Nederlands) in het Zweeds

afknallen:

afknallen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afknallen
    skott; jakt
    • skott [-ett] zelfstandig naamwoord
    • jakt [-en] zelfstandig naamwoord

afknallen werkwoord (knal af, knalt af, knalde af, knalden af, afgeknald)

  1. afknallen (doodschieten; afschieten; fusilleren)
    skjuta till döds; skjuta ner
    • skjuta till döds werkwoord (skjuter till döds, sköt till döds, skjutit till döds)
    • skjuta ner werkwoord (skjuter ner, sköt ner, skjutit ner)

Conjugations for afknallen:

o.t.t.
  1. knal af
  2. knalt af
  3. knalt af
  4. knallen af
  5. knallen af
  6. knallen af
o.v.t.
  1. knalde af
  2. knalde af
  3. knalde af
  4. knalden af
  5. knalden af
  6. knalden af
v.t.t.
  1. heb afgeknald
  2. hebt afgeknald
  3. heeft afgeknald
  4. hebben afgeknald
  5. hebben afgeknald
  6. hebben afgeknald
v.v.t.
  1. had afgeknald
  2. had afgeknald
  3. had afgeknald
  4. hadden afgeknald
  5. hadden afgeknald
  6. hadden afgeknald
o.t.t.t.
  1. zal afknallen
  2. zult afknallen
  3. zal afknallen
  4. zullen afknallen
  5. zullen afknallen
  6. zullen afknallen
o.v.t.t.
  1. zou afknallen
  2. zou afknallen
  3. zou afknallen
  4. zouden afknallen
  5. zouden afknallen
  6. zouden afknallen
diversen
  1. knal af!
  2. knalt af!
  3. afgeknald
  4. afknallende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afknallen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jakt afknallen achtervolging; afschieten; afvuren; jacht; jachtexpeditie; jagen; schoten lossen
skjuta till döds doodschieten; neerleggen; neerschieten
skott afknallen dwarsschot; loot; scheut; spruit; spruitjes; stekje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skjuta ner afknallen; afschieten; doodschieten; fusilleren neerschieten; overhoopschieten
skjuta till döds afknallen; afschieten; doodschieten; fusilleren