Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. afhuren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afhuren (Nederlands) in het Zweeds

afhuren:

afhuren werkwoord (huur af, huurt af, huurde af, huurden af, afgehuurd)

  1. afhuren
    hyra; anlita; chartra
    • hyra werkwoord (hyr, hyrde, hyrt)
    • anlita werkwoord (anlitar, anlitade, anlitat)
    • chartra werkwoord (chartrar, chartrade, chartrat)

Conjugations for afhuren:

o.t.t.
  1. huur af
  2. huurt af
  3. huurt af
  4. huren af
  5. huren af
  6. huren af
o.v.t.
  1. huurde af
  2. huurde af
  3. huurde af
  4. huurden af
  5. huurden af
  6. huurden af
v.t.t.
  1. heb afgehuurd
  2. hebt afgehuurd
  3. heeft afgehuurd
  4. hebben afgehuurd
  5. hebben afgehuurd
  6. hebben afgehuurd
v.v.t.
  1. had afgehuurd
  2. had afgehuurd
  3. had afgehuurd
  4. hadden afgehuurd
  5. hadden afgehuurd
  6. hadden afgehuurd
o.t.t.t.
  1. zal afhuren
  2. zult afhuren
  3. zal afhuren
  4. zullen afhuren
  5. zullen afhuren
  6. zullen afhuren
o.v.t.t.
  1. zou afhuren
  2. zou afhuren
  3. zou afhuren
  4. zouden afhuren
  5. zouden afhuren
  6. zouden afhuren
diversen
  1. huur af!
  2. huurt af!
  3. afgehuurd
  4. afhurende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afhuren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hyra huurcontract; pacht
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anlita afhuren
chartra afhuren
hyra afhuren aannemen; aantrekken; charteren; detacheren; huren; in dienst nemen; inhuren; pachten; tewerkstellen; uitzenden; verhuren

Wiktionary: afhuren


Cross Translation:
FromToVia
afhuren hyra; leja louer — Traductions à trier suivant le sens