Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afhouwen (Nederlands) in het Zweeds
afhouwen:
Conjugations for afhouwen:
o.t.t.
- houw af
- houwt af
- houwt af
- houwen af
- houwen af
- houwen af
o.v.t.
- houwde af
- houwde af
- houwde af
- houwden af
- houwden af
- houwden af
v.t.t.
- heb afgehouwen
- hebt afgehouwen
- heeft afgehouwen
- hebben afgehouwen
- hebben afgehouwen
- hebben afgehouwen
v.v.t.
- had afgehouwen
- had afgehouwen
- had afgehouwen
- hadden afgehouwen
- hadden afgehouwen
- hadden afgehouwen
o.t.t.t.
- zal afhouwen
- zult afhouwen
- zal afhouwen
- zullen afhouwen
- zullen afhouwen
- zullen afhouwen
o.v.t.t.
- zou afhouwen
- zou afhouwen
- zou afhouwen
- zouden afhouwen
- zouden afhouwen
- zouden afhouwen
diversen
- houw af!
- houwt af!
- afgehouwen
- afhouwende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor afhouwen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hacka av | afhakken; afhouwen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hacka av | afhakken; afhouwen; afkappen | |
hugga av | afhakken; afhouwen; afkappen |
Wiktionary: afhouwen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afhouwen | → slopa; besegra; avliva; avrätta; dräpa; förnedra; förödmjuka | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |
• afhouwen | → hugga; yxa | ↔ tailler — couper, retrancher d’une matière, en ôter avec le marteau, le ciseau, ou tout autre instrument, ce qu’il y a de superflu, pour lui donner une certaine forme, pour la rendre propre à tel ou tel usage. |