Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. afgemeten:
  2. afmeten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afgemeten (Nederlands) in het Zweeds

afgemeten:

afgemeten bijvoeglijk naamwoord

  1. afgemeten (opgemeten)
    mätt; mättat

Vertaal Matrix voor afgemeten:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mätt afgemeten; opgemeten verzadigd; vol; volgegeten
mättat afgemeten; opgemeten

Verwante woorden van "afgemeten":

  • afgemetenheid

afmeten:

afmeten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afmeten
    mätning; måttagning; uppmätning

Vertaal Matrix voor afmeten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mätning afmeten
måttagning afmeten
uppmätning afmeten

Wiktionary: afmeten


Cross Translation:
FromToVia
afmeten mäta upp measure — obtain or set apart
afmeten mäta mesurer — Chercher à connaître, ou déterminer une quantité par le moyen d’une mesure.

Verwante vertalingen van afgemeten