Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. afgemat:
  2. afmatten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afgemat (Nederlands) in het Zweeds

afgemat:

afgemat bijvoeglijk naamwoord

  1. afgemat (doodmoe; doodop; dodelijk vermoeid; op; hondsmoe)
    slut; slutkörd; slutkört

Vertaal Matrix voor afgemat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slut beëindiging; conclusie; einde; eindsom; end; finale; gevolgtrekking; slot; slotsom; sluiting; staarteinde; staartstuk; stuit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slut afgemat; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; hondsmoe; op beu; uitgeput
slutkörd afgemat; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; hondsmoe; op uitgeput
slutkört afgemat; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; hondsmoe; op uitgesloofd

Wiktionary: afgemat


Cross Translation:
FromToVia
afgemat slutkörd beat — exhausted

afgemat vorm van afmatten:

afmatten werkwoord (mat af, matte af, matten af, afgemat)

  1. afmatten (moe maken; uitputten; vermoeien; slopen)
    trötta; slita ut; nöta ut
    • trötta werkwoord (tröttar, tröttade, tröttat)
    • slita ut werkwoord (sliter ut, slet ut, slitit ut)
    • nöta ut werkwoord (nöter ut, nöt ut, nötit ut)

Conjugations for afmatten:

o.t.t.
  1. mat af
  2. mat af
  3. mat af
  4. matten af
  5. matten af
  6. matten af
o.v.t.
  1. matte af
  2. matte af
  3. matte af
  4. matten af
  5. matten af
  6. matten af
v.t.t.
  1. heb afgemat
  2. hebt afgemat
  3. heeft afgemat
  4. hebben afgemat
  5. hebben afgemat
  6. hebben afgemat
v.v.t.
  1. had afgemat
  2. had afgemat
  3. had afgemat
  4. hadden afgemat
  5. hadden afgemat
  6. hadden afgemat
o.t.t.t.
  1. zal afmatten
  2. zult afmatten
  3. zal afmatten
  4. zullen afmatten
  5. zullen afmatten
  6. zullen afmatten
o.v.t.t.
  1. zou afmatten
  2. zou afmatten
  3. zou afmatten
  4. zouden afmatten
  5. zouden afmatten
  6. zouden afmatten
diversen
  1. mat af!
  2. mat af!
  3. afgemat
  4. afmattende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afmatten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afmatten (uitputten; vermoeien)
    uttröttande; utslitande

Vertaal Matrix voor afmatten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slita ut slijting; vlasoogst
utslitande afmatten; uitputten; vermoeien
uttröttande afmatten; uitputten; vermoeien
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nöta ut afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien afslijten; afslijten door erop te zitten; afzitten
slita ut afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien afslijten door erop te zitten; afzitten; rafelen
trötta afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien moe worden; vermoeid raken; vermoeien

Verwante vertalingen van afgemat