Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. afgedempt:
  2. afdempen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afgedempt (Nederlands) in het Zweeds

afgedempt:

afgedempt bijvoeglijk naamwoord

  1. afgedempt (gedempt)
    svimma av

Vertaal Matrix voor afgedempt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
svimma av afgedempt; gedempt flauw; flauwtjes; zwak; zwakjes

afdempen:

afdempen werkwoord (demp af, dempt af, dempte af, dempten af, afgedempt)

  1. afdempen (afdempen van geluid)
    sätta ned
    • sätta ned werkwoord (sätter ned, satte ned, satt ned)

Conjugations for afdempen:

o.t.t.
  1. demp af
  2. dempt af
  3. dempt af
  4. dempen af
  5. dempen af
  6. dempen af
o.v.t.
  1. dempte af
  2. dempte af
  3. dempte af
  4. dempten af
  5. dempten af
  6. dempten af
v.t.t.
  1. heb afgedempt
  2. hebt afgedempt
  3. heeft afgedempt
  4. hebben afgedempt
  5. hebben afgedempt
  6. hebben afgedempt
v.v.t.
  1. had afgedempt
  2. had afgedempt
  3. had afgedempt
  4. hadden afgedempt
  5. hadden afgedempt
  6. hadden afgedempt
o.t.t.t.
  1. zal afdempen
  2. zult afdempen
  3. zal afdempen
  4. zullen afdempen
  5. zullen afdempen
  6. zullen afdempen
o.v.t.t.
  1. zou afdempen
  2. zou afdempen
  3. zou afdempen
  4. zouden afdempen
  5. zouden afdempen
  6. zouden afdempen
diversen
  1. demp af!
  2. dempt af!
  3. afgedempt
  4. afdempende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afdempen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sätta ned afwimpelen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sätta ned afdempen; afdempen van geluid deponeren; neerleggen