Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afdwalen (Nederlands) in het Zweeds
afdwalen:
-
afdwalen (uitweiden)
Conjugations for afdwalen:
o.t.t.
- dwaal af
- dwaalt af
- dwaalt af
- dwalen af
- dwalen af
- dwalen af
o.v.t.
- dwaalde af
- dwaalde af
- dwaalde af
- dwaalden af
- dwaalden af
- dwaalden af
v.t.t.
- ben afgedwaald
- bent afgedwaald
- is afgedwaald
- zijn afgedwaald
- zijn afgedwaald
- zijn afgedwaald
v.v.t.
- was afgedwaald
- was afgedwaald
- was afgedwaald
- waren afgedwaald
- waren afgedwaald
- waren afgedwaald
o.t.t.t.
- zal afdwalen
- zult afdwalen
- zal afdwalen
- zullen afdwalen
- zullen afdwalen
- zullen afdwalen
o.v.t.t.
- zou afdwalen
- zou afdwalen
- zou afdwalen
- zouden afdwalen
- zouden afdwalen
- zouden afdwalen
diversen
- dwaal af!
- dwaalt af!
- afgedwaald
- afdwalende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afdwalen (afdwaling; dwaling)
förirrande; strövande; irrande-
förirrande zelfstandig naamwoord
-
strövande zelfstandig naamwoord
-
irrande zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor afdwalen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förirrande | afdwalen; afdwaling; dwaling | |
irrande | afdwalen; afdwaling; dwaling | dwaaltocht; omzwerving; zwerftocht |
strövande | afdwalen; afdwaling; dwaling | rondwandeling |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avvika | afdwalen; uitweiden | afwijken; schelen; verschil maken; verschillen |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
strövande | dwalend |