Nederlands
Uitgebreide vertaling voor absorberen (Nederlands) in het Zweeds
absorberen:
Conjugations for absorberen:
o.t.t.
- absorbeer
- absorbeert
- absorbeert
- absorberen
- absorberen
- absorberen
o.v.t.
- absorbeerde
- absorbeerde
- absorbeerde
- absorbeerden
- absorbeerden
- absorbeerden
v.t.t.
- heb geabsorbeerd
- hebt geabsorbeerd
- heeft geabsorbeerd
- hebben geabsorbeerd
- hebben geabsorbeerd
- hebben geabsorbeerd
v.v.t.
- had geabsorbeerd
- had geabsorbeerd
- had geabsorbeerd
- hadden geabsorbeerd
- hadden geabsorbeerd
- hadden geabsorbeerd
o.t.t.t.
- zal absorberen
- zult absorberen
- zal absorberen
- zullen absorberen
- zullen absorberen
- zullen absorberen
o.v.t.t.
- zou absorberen
- zou absorberen
- zou absorberen
- zouden absorberen
- zouden absorberen
- zouden absorberen
diversen
- absorbeer!
- absorbeert!
- geabsorbeerd
- absorberende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
absorberen (opnemen)
Vertaal Matrix voor absorberen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
absorbera | annexatie; inlijving | |
absorbering | absorberen; opnemen | absorptie; opneming |
insugning | absorberen; opnemen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
absorbera | absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen | |
suga i sig | absorberen; opnemen | |
suga upp | absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen | afzuigen; inzuigen; naar binnen zuigen; opzuigen; wegzuigen |
uppsuga | absorberen; opnemen | |
upptaga | absorberen; opnemen |
Wiktionary: absorberen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• absorberen | → absorbera; uppsluka | ↔ absorb — to include so that it no longer has separate existence (1) |
• absorberen | → suga i; fånga upp; dra åt; ta upp; absorbera; suga upp; suga till | ↔ absorb — to suck up or drink in (2) |
• absorberen | → absorbera; uppta | ↔ absorb — physics: to take up by chemical or physical action (7) |
• absorberen | → absorbera | ↔ absorbieren — Physik, Technik: aufsaugen, (in sich) aufnehmen |
• absorberen | → uppsuga; absorbera; förtära; fängsla; fördjupa sig | ↔ absorber — faire pénétrer en soi, s’assimiler. |
• absorberen | → uppköpa; förbehålla sig; lägga beslag på | ↔ accaparer — acheter ou retenir une quantité considérable d’une denrée, d’une marchandise, pour la rendre plus chère en la rendant plus rare, et se faire ainsi seul le maître de la vente et du prix. |